De Bedford voorheen bekend als ‘De Bolle’
Verslag van een reistauratiedoor Martijn Hoenen
Zo’n 7 maanden geleden kocht ik voor het eerst in mijn leven een Bedford. Hiermee volgde ik het voorbeeld van mijn vader Gerrit. Toen hij de zijne kocht heb ik hard gelachen, toen hij tegen de nodige problemen aanliep lachte ik nog harder. Niets is veranderlijker dan de mens en niets is zo besmettelijk als het Bedfordvirus. Inmiddels heb ik ook een Bedford en ben ik om. Ik ben tegen het tienvoudige aan problemen gelopen en hij lacht zich rot.
Vader-zoon: 1-0.
We hebben het over de groene CF 350 bus, met schuifdeuren voorin, die al langer in de club bekend was onder de typerende naam ‘De Bolle’. Toen mijn vrouw en ik de wagen gingen bezichtigen waren we allebei op slag verliefd op zijn stoere, maar ook sullige uiterlijk. En bovendien was het een 350, dus lekker ruim. Die schuifdeuren vonden we ook erg stoer. Ja, deze wagen was voor ons.
Motorisch onderhoud en oliedrukstress
Tijdens de eerste trip met mijn aanwinst merkte ik op dat het lampje van de oliedruk begon te branden, zodra ik van de snelweg afreed en hem minder toeren liet draaien. Even wat olie erbij dan maar, maar dit bleek niet te helpen. Zodra ik ook maar een klein tikje gas gaf ging het lampje overigens direct weer uit.
Het eerste dat we probeerden, in de hoop dit probleem op te lossen, was het nakijken en reinigen van de overdruk-plunjer in de oliepomp. Deze zag er puntgaaf uit en na het terugplaatsen van de plunjer was het probleem nog niet weg.
Vervolgens ontstond de theorie dat de olie weleens te heet en dus te dun zou worden. Het Opel Omega 2.3l TD blok dient namelijk een oliekoeler te hebben. Die zat er bij mij niet op. De vorige eigenaar had de koeler wel al eens gekocht, maar was er nooit toe gekomen om hem te plaatsen. We kregen de koeler van hem mee, dus dan moesten we die maar eens gaan plaatsen. Voor een klein vermogen hebben we olieslangen laten maken, die we nodig hadden om de koeler te plaatsen. Met een speciale tussenring op het oliefilter kon de koeler op het oliesysteem van de motor worden aangesloten. We moesten een beugel fabriceren om hem achter de radiateur op te kunnen hangen. Dit was nog even flink passen en meten, want door het plaatsen van de grote turbodieselmotor is er nog maar weinig ruimte over in het motorcompartiment. Toen we gingen rijden bleek het probleem nog steeds niet opgelost te zijn.
Bij de automaterialenzaak kochten we een blikje ‘stroop’ met de veelbelovende naam ‘Supercharge’. Als we de olie met dit middel zouden verdikken, zou theoretisch de druk moeten toenemen. Ook dit was tevergeefs. We moesten hier nog maar eens goed naar kijken.
Intussen hebben we de rest van de wagen flink onderhoud gegeven: olie ververst, remvloeistof ververst, nieuwe remcilinders voor geplaatst, versnellingsbakolie ververst, differentieelolie ververst en vooral veel schoongemaakt.
De eerste vakantie: veel rook en een bijnabusbrand
Al was het probleem met de oliedruk nog niet opgelost, toch waren onze vakantieweken aangebroken en besloten we toch maar op pad te gaan. Op het laatste moment gingen we nog wel even twee broodnodige dingen kopen: een lidmaatschap op de Wegenwacht met Europadekking voor gammele Bedfords én ieder een editie van het zojuist verschenen laatste deel van Harry Potter. Alles klaar om te gaan, alles ingepakt, kortom de reis kon beginnen. Ik draai de sleutel van het contact om… Je raadt het al: geen sjoege. De startaccu bleek versleten, dus ook die moest op de valreep nog worden vervangen. Toen de wagen met veel lawaai en veel van de gebruikelijke zwarte rookpluimen op gang kwam, kon de reis dan echt beginnen.
We gingen op weg naar het Duitse Berchtesgaden in het zuiden van Beieren. De reis verliep zonder al te veel problemen. Bij het wegrijden op campings waar we overnachtten, waren we steeds verzekerd van aandacht met die herrie en rook. Het kamperen met de camper beviel ons echt uitstekend, een heerlijk gevoel om je eigen huisje overal mee naartoe te nemen.
De volgende trip was gepland naar de Italiaanse Alpen en dus zette we koers naar de Brennerpas. We waren Innsbruck net gepasseerd toen we iets vreemds roken. We waren toch al van plan te gaan stoppen voor een welverdiende lunch, dus dan kon ik meteen even kijken. Bij het stil zetten van de bus kwam er rook onder de motorkap vandaan: het isolatieschuim dat aan de binnenkant van de binnenkap was geplakt, was bij het spruitstuk gaan smeulen. Misschien was de Brenner toch wat te hoog gegrepen voor het oudje. We besloten om met de vlam in de klep de Brennerpas maar niet op te scheuren en maakte rechsomkeert. We vonden een leuke camping in Innsbruck.
Na een paar dagen Innsbruck (wat een leuke stad!) besloten we weer terug naar het noorden te reizen. Nog een paar dagen Duitsland en vervolgens nog een weekje Nederland, waarvoor de weersvoorspellingen ineens verassend goed waren. Gelukkig verliep de rest van de vakantie zonder problemen en hebben we erg genoten. Niet alleen weten we nu eindelijk hoe het Harry Potter verging op zijn laatste jaar op Zweinstein, maar enkele weken later bleek ook dat we eind april ons eerste kindje verwachten. Waar zo’n Bedford allemaal niet goed voor is…
Nieuwe tanden voor de Bedford
Toen we thuis kwamen was het probleem met de oliedruk nog altijd niet opgelost. Al die weken hebben we het beruchte lampje aan zien springen, dus het werd nu dan wel echt tijd om dit probleem blijvend te gaan oplossen. Eigenlijk kon het nog maar één ding zijn: de tandwielen van de oliepomp. Deze bleken wel wat te zijn afgesleten, maar ze vielen nog net binnen de marges die het boekje gaf en zagen er op zich nog prima en schoon uit. Uiteindelijk heb ik besloten twee nieuwe tandwielen bij de Opeldealer te bestellen en deze te plaatsen. Weer rijden, op hoop van zegen. Wonderwel heeft het lampje sindsdien nooit meer gebrand. Verder hebben we ook de gloeibougies vervangen, waarmee meteen ook grotendeels een eind kwam aan de rookwolken bij het starten.
Start van de restauratie
Technisch was de wagen nu volledig naar wens nagezien en zo kwam dus het moment waarop we starten met de restauratie van het koetswerk. Aanvankelijk hadden we het plan om dit in stappen te doen en voorlopig het interieur nog even te laten zitten. Wel wilden we de roestplekken aan de carrosserie aanpakken. Dit bleek onbegonnen werk,omdat er het nodige gelast moest worden. Uiteindelijk hebben we besloten om het interieur er toch maar helemaal uit te slopen. Verder bleek de aanwezige L.P.G.-tank al ver over de uiterste keuringsdatum te zijn gegaan, dus ook die hebben we maar verwijderd. Bij het slopen bleek de wagen veel slechter te zijn dan we dachten. Grote gaten vielen in de wielkasten en ook de dakranden en onderdorpels bleken erg slecht.
Dit konden we op geen manier thuis op de oprit oplossen, te meer omdat zowel ik als mijn vader niet kunnen lassen. Er restte ons niet anders dan om dit uit te besteden aan Rolf Stellingwerf. Hij heeft zich samen met mijn vader flink in het zweet gewerkt om de schade aan het plaatwerk te herstellen. Nieuw stukken blik in de wielkasten, nieuwe stukken in de dakranden, andere achterdeuren, nieuwe onderdorpels en nieuwe zijpanelen waar nodig. Verder heeft Rolf de grote ruimte onder de wagen handig benut door er stalen opbergvakken in te lassen, die straks met luiken toegankelijk zullen zijn om van alles in op te bergen.
Na het lassen werd het tijd om te gaan afwerken en voorbereidingen te gaan treffen voor het spuiten. Inmiddels is de wagen gespoten en zitten alle ramen er weer in. Aan de binnenkant staat alleen een bestuurdersstoel en verder helemaal niets. De camper staat nu voorlopig veilig en droog in de stalling. Het is een kwestie van geduld, rustig wachten op de dag, dat de fondsen weer zijn gevuld en het busje ingericht worden mag. En de kleur? Die verklap ik lekker nog even niet… Dat zien jullie hopelijk tijdens het jubileumtreffen in april 2009.